Monday, May 04, 2009

Nova Canço

Het Nova Cançó was een beweging waarin een groep zangers uit de Catalaanstalige streken een renaissance van het Catalaanse volkslied bewerkstelligden, een belangrijk middel waarmee de Catalanen hun eigenheid proclameerden en versterkten.

Twee prominente zangers uit die tijd van verdrukking en opstand zijn Lluís Llach en Raimon Pelegero Sanchis.

Lluís Llach werd geboren in Girona in 1948. Hij bracht zijn kinderjaren door in Verges (in de streek Baix Empordà, ten noorden van Barcelona), een dorp en landstreek die hij altijd in het hart is blijven dragen. Zijn lied “L’estaca” (De paal) dateert van het omineuze jaar ‘68, dus van helemaal aan het begin van zijn loopbaan. Het is een van de sluwste vrijheidsliederen die ik ken: het gaat ogenschijnlijk alleen maar om een paal die moet worden neergehaald. Waar die paal voor staat is vatbaar voor allerlei interpretaties, daar kan de zanger veel kanten mee uit. Maar de luisteraars wisten maar al te goed dat hij de vermolmde dictatuur van Franco viseerde en ze reageerden navenant. De censuur greep in en vier jaar lang werden de concerten van Llach verboden.

In het lied “L’estaca” vraagt een kleinzoon aan opa Siset: “Siset, zie je de paal dan niet / waaraan we allemaal gebonden zijn?” De opa is te oud om zelf iets aan de situatie te kunnen veranderen, maar met veel overtuiging geeft hij zijn kleinzoon de oplossing mee in wat het laatste lied blijkt te zijn dat hij hem leert: “We moeten sámen trekken, dan krijgen we die paal wel omver …” De voortdurende herhaling van het woord ‘tomba’ (valt neer) werkt bezwerend en – ondanks het trage ritme van het lied – ook opzwepend.

L’estaca (De paal)

L’avi Siset em parlava de bon matí al portal mentre el sol esperàvem i els carros vèiem passar. 
Siset, que no veus l’estaca Siset, on estem tots lligats? 
Si no podem desfer-nos-en mai no podrem caminar. 
Si estirem tots, ella caurà i molt de temps no pot durar
segur que tomba, tomba, tomba, ben corcada deu ser ja.
Si jo l’estiro fort per aqui i tu l’estires fort per allà segur que tomba, tomba, tomba, i ens podrem alliberar.
Però, Siset, fa molt temps ja, les mans se’m van escorxant i quan la força se m’en va ella és més ampla i més gran. 
Ben cert sé que está podrida però és que, Siset, pesa tant que a cops la força m’oblida.
Torna’m a dir el teu cant: “Si estirem tots, ella caurà i molt de temps no pot durar, segur que tomba, tomba, tomba, ben corcada deu ser ja. 
Si jo l’estiro fort per aqui i tu l’estires fort per allà, segur que tomba, tomba, tomba, i ens podrem alliberar.

L’avi Siset ja no diu res, mal vent que se l’emportá, 
ell qui sap cap a quin indret i jo a sota el portal. 
I mentre passen els nous vailets, estiro el coll per cantar el darrer cant d’en Siset, el darrer que em va ensenyar. 
Si estirem tots, ella caurà i molt de temps no pot durar, 
segur que tomba, tomba, tomba, ben corcada deu ser ja. 
Si jo l’estiro fort per aqui i tu l’estires fort per allà, 
segur que tomba, tomba, tomba, i ens podrem alliberar.

Opa Siset sprak met me ’s morgens vroeg in het portaal
terwijl we wachtten op de zon en de karren voorbij zagen dokkeren.
zie je de paal dan niet waaraan we allemaal gebonden zijn?
Als we ons niet los kunnen maken zullen we nooit weg kunnen gaan.
Als we allen trekken, valt ze, en lang kan het niet meer duren, 
vallen doet ze zeker, vallen, vallen, ze moet al goed vermolmd zijn.
Als ik hard trek aan deze kant, en jij trekt hard aan die kant, zal ze vallen, vallen, vallen ,en maken wij ons los.

Maar, Siset, het duurt al zo lang, mijn handen zijn ontveld 
en als mijn kracht het begeeft is ze dikker en groter geworden.
Natuurlijk weet ik dat ze rot is maar, Siset,
ze weegt zo zwaar dat mijn kracht me soms ontvalt. 

Zing mij opnieuw je lied:
Als we allen trekken, valt ze en lang kan het niet meer duren, 
vallen doet ze zeker, vallen, vallen, ze moet al goed vermolmd zijn.
Als ik hard trek aan deze kant en jij trekt hard aan die kant, 
zal ze vallen, vallen, vallen, en maken wij ons los.
Grootvader Siset zegt niets meer, een kwade wind droeg hem mee, 
hij alleen weet naar welke plaats en ik zit in het portaal.
En terwijl de nieuwe knechten voorbijgaan rek ik de hals 
om te zingen het laatste lied van Siset, het laatste dat hij me heeft geleerd.
Als we allen trekken, valt ze en lang kan het niet meer duren,
vallen doet ze zeker, vallen, vallen, ze moet al goed vermolmd zijn.
Als ik hard trek aan deze kant en jij trekt hard aan die kant, 
zal ze vallen, vallen, vallen en maken wij ons los.

(jan deloof)



Raimon Pelegero Sanchis, beter bekend als gewoon Raimon, werd in 1940 geboren in Xàtiva, een kleine stad ten zuiden van València. Hij heeft veel teksten van Salvador Espriu en andere Catalaanse dichters op muziek gezet, maar hij is ook zelf ontegen-sprekelijk een dichter.

In zijn lied “No el coneixia de res” (Ik kende hem van haar noch pluimen) valt Raimon het regime veel directer aan. Hij heeft het openlijk over “censuur” en “het kwaad ons aangedaan”(door Franco’s Spanje), maar hij voegt aan de nationalistische inslag nog een sociale dimensie toe:

No el coneixia de res. 
Companys em digueren que havia fet cinc anys de presó 
arran d’una vaga en mil nou-cents seixanta tres.
Fou després d’un recital amb censura i amb permís,
com fèiem els recitals llavors en aquest país que sembla tan indecís. 
De tantes coses parlàrem, 
del que hem viscut i del que viurem, 
del mal que ens han vingut fent, 
del poc que hem après encara, 
del molt que ja hauríem de saber. 
Moltes vegades recorde les paraules que ell va dir, 
que només uns quants sentírem entre els riures dels companys, paraules que ara vos dic: Si només els rics estudien, només els rics sabràn, 
ens enganyaràn amb qualsevol cosa: 
unes mamelles en cromo, uns culs fotografiats, 
quatre paraules solemnes i un futbol manipulat.”
No el coneixia de res. Companys em digueren que havia fet cinc anys de presó arran d’una vaga en mil nou-cents seixanta tres. 

Ik kende hem van haar noch pluimen.
Kameraden zegden me dat hij vijf jaar gezeten had ten gevolge van een staking in negentien drieënzestig. Het was na een optreden  met censuur en toelating, zoals we optraden, in dit land dat zo toen besluiteloos lijkt.
We praatten van zoveel dingen, van wat we beleefden en zullen beleven, van het kwaad ons aangedaan, van ’t weinige dat we nog maar leerden, van het vele dat we al zouden moeten weten. Ik denk vaak terug aan de woorden die hij sprak, die slechts enkelen van ons hoorden in het gelach van de kameraden, woorden die ik u nu zeg:
Als alleen de rijken studeren, zullen alleen de rijken kennis hebben, ze zullen ons lijmen met om ’t even wat: wat borsten op glanzend papier, wat gefotografeerde kontjes, vier plechtige woorden en een vervalste voetbalcompetitie.”
Ik kende hem van haar noch pluimen.
Kameraden zegden me dat hij vijf jaar gezeten had ten gevolge van een staking in negentien drieënzestig.



Net als Lluís Llach heeft Raimon liederen uitgebracht die de Catalanen meteen geestdriftig hebben onthaald en als deel van hun erfgoed zijn gaan koesteren. Helemaal aan het begin van zijn publiek optreden kregen ze al “Al vent,/la cara al vent” (In de wind, het gezicht in de wind), en later onder meer het lied met de onvergetelijke aanhef en de heftige verontwaardiging om wat de school de Catalanen onthield:

Al meu país la pluja no sap ploure (In mijn land heeft de regen geen verstand van regenen)

Al meu país la pluja no sap ploure: o plou poc o plou massa, si plou poc és la sequera, si plou massa és un disastre.
Qui portarà la pluja a escola?
Qui li dirà com s’ha de ploure?
Al meu país la pluja no sap ploure.
No anirem mai més a escola. Fora de parlar amb els de la teua edat no vares aprendre a escola.
Ni el nom dels arbres del teu paisatge ni el nom de les flors que veies, ni el nom dels ocells del teu món, ni la teua pròpia llengua.
A escola et robaven la memòria, feien mentida del present.
La vida es quedava a la porta mentre entràvem cadàvers de pocs anys.
Oblit del llamp, oblit del tro, de la pluja i del bon temps, oblit de món del treball i de l’estudi. Por el Imperio hacia Dios des del carrer Blanc de Xàtiva. 
Qui em rescabalarà dels meus anys de desinformació i desmemòria? 
Al meu país la pluja no sap ploure: o plou poc o plou massa, si plou poc és la sequera, si plou massa és un disastre.
Qui portarà la pluja a escola? Qui li dirà com s’ha de ploure?
Al meu país la pluja no sap ploure.

In mijn land heeft de regen geen verstand van regenen het regent te weinig of te veel,regent het te weinig, dan komt er droogte, regent het te veel, dan is ‘t een ramp.Wie brengt de regen naar school? Wie leert hem hoe je moet regenen?
In mijn land heeft de regen geen verstand van regenen.
We gaan nooit meer naar school. Tenzij door te praten met mensen van  je leeftijd heb je niks op school geleerd. 
Niet de naam der bomen in je landschap,
noch de naam der bloemen die je zag,
noch de naam der vogels in je wereld,
noch je eigen taal.
In de school roofden ze je geheugen, maakten een leugen van het heden.Het leven bleef buiten de deur terwijl wij als jonge lijken binnengingen.Vergeten de bliksem en de donder,  de regen en het mooie weer,
de wereld van de arbeid en de studie.

“Voor het Imperium tot bij God” vanuit de Wittestraat in Xàtiva.
Wie zal me vergoeden voor die jaren van desinformatie en wissen van het
In mijn land heeft de regen geen verstand van regenen: het regent te weinig of te veel,regent het te weinig, dan komt er droogte,regent het te veel, dan is ‘t een ramp.Wie brengt de regen naar school? Wie leert hem regenen?In mijn land heeft de regen geen verstand van regenen.


In november 2000, om de 25ste verjaardag van Franco’s dood te ‘vieren’, hebben Llach en Raimon deelgenomen aan een speciaal programma van Catalunya Radio (Barcelona). De oude strijders zijn nog niet moegestreden, de oude strijd nog niet gewonnen.

Llach komt uit het eigenlijke Catalonië, Raimon komt uit de landstreek València. Om het geheel te vervolledigen laat ik nog een lied volgen uit de derde streek van het taalgebied: de Balearen. Het is een lied dat zo’n enorm succes kende dat het langzamerhand is uitgegroeid tot de nationale hymne van Mallorca. Je kunt het vinden op de cd “El cor del temps” van Maria del Mar Bonet.


La Balanguera
Tekst: Joan Alcover Muziek: Amadeu Vives

La balanguera, misteriosa com una aranya d’art subtil,
buida que buida sa filosa, de nostra vida treu el fil.
Com una parca bé cavil.la, teixint la tela per a demà ...
La balanguera filarà.
Girant l’ullada cap enrere, guaita les ombres de l’avior, i de la nova primavera Sap que la soca més s’enfila com més endins pot arrelar.La balanguera fila, fila …
La balanguera filarà.

De tradicions i d’esperances tix la senyera pel jovent,
com qui fa un vel de nuviances amb cabelleres d’or i argent. 
De la infantesa qui s’enfila, de la vellura qui s’en va … 
La balanguera fila, fila … La balanguera filarà.

De balanguera, geheimzinnig als een spin met fijne kunst,
ledigt en ledigt haar spinrokken, ze trekt de draad uit ons leven.
Als een nadenkende schikgodin, die de stof voor morgen weeft ...

La balanguera fila, fila ... De balanguera spint en spint ...
De balanguera blijft maar spinnen. De blik wendend naar vroeger waakt ze over de schaduw van het voorgeslacht, en van de nieuwe lente weet ze waar het zaad verborgen zit. Ze weet dat de boomstam hoger groeit naarmate hij dieper wortel schiet.
Van tradities en hoop weeft ze de banier voor de jeugd,zoals wie een bruidssluier maakt met lokken van goud en zilver. Van de kinderen die opgroeien, van de ouderdom die weggaat …